haben, sein, werden

Deze drie werkwoorden komen ontzettend vaak voor in het Duits. Het is daarom ook erg belangrijk dat je deze goed kent.

Omdat deze werkwoorden onregelmatig zijn, kun je ze niet volgens vaste regels vervoegen. Deze werkwoorden moet je gewoon uit je hoofd leren.

 

tegenwoordige tijd:

haben = hebben sein = zijn werden = worden / zullen
ich habe bin werde
du hast bist wirst
er/sie/es hat ist wird
wir haben sind werden
ihr habt seid werdet
sie/Sie haben sind werden
voltooid deelwoord gehabt gewesen geworden

verleden tijd:

haben = hebben sein = zijn werden = worden / zullen
ich hatte war wurde
du hattest warst wurdest
er/sie/es hatte war wurde
wir hatten waren wurden
ihr hattet wart wurdet
sie/Sie hatten waren wurden
voltooid deelwoord gehabt gewesen